Programmabeschrijving 7 & 8 maart 2026
Josef Suk: Scherzo fantastique (Opus 25)
Pjotr Iljitsj Tsjaikovsky: Fantasie-ouverture Romeo and Juliet
Dmitri Sjostakovitsj: Symfonie nr. 1 (Opus 10)
Jong, eigenzinnig, origineel
Het is lente. Hét seizoen om de zon te laten schijnen over muziek die componisten aan het begin van hun carrière schreven. Er staan drie van deze vroege werken op het programma.
Allereerst is daar het Scherzo Fantastique van de Tsjechische componist Josef Suk. Suk was een leerling van DvoÅ™ák. In dit werk, dat hij schreef op 29-jarige leeftijd, maakt hij zich los van zijn leermeester. Het is een grappig, lichtvoetig werk (Scherzo Fantastique zou je kunnen vertalen met fantastische grap), waarin je steeds weer op het verkeerde been wordt gezet. Het is een feestje om te spelen, vooral voor de houtblazers.
Romeo en Julia van Tsjaikovski brengt je in één klap in een totaal andere wereld: de bloederige wereld van de vechtende families Montague en Capulet. En binnen die duistere, harde wereld, klinkt een van de mooiste liefdesmelodieën ooit geschreven. Ook Tsjaikovski was 29 toen hij dit werk schreef. Het is het eerste werk waarin zijn karakteristieke dramatische stijl zich begint te vormen. Het werk zette hem meteen op de kaart.
Na de pauze staat de Eerste symfonie van Sjostakovitsj op het programma. Sjostakovitsj schreef de symfonie toen hij nog maar 18 was: het was zijn afstudeerproject aan het conservatorium. De symfonie is duidelijk geschreven door een jonge hond. Hij zit vol muzikale grappen en de thema’s buitelen over elkaar heen. Maar dan komt het diep emotionele derde deel, gevolgd door een intens vierde deel. Sjostakovitsj, zo jong als hij was, had zijn eigen stem gevonden. Binnen een jaar ging de eerste symfonie de hele wereld door.